Vertaling van pik

Inhoud:

Nederlands
Frans
jongeheer [m], leuter [m], lul [m], pik [v], snikkel [m], lid, piemel, plasser, penis {zn.}
zob [m] (le ~)
bitte  [v] (la ~)
pikken, priemen, prikken, steken {ww.}
piquer 

ik pik

je pique
» meer vervoegingen van piquer

aanzien, dulden, toelaten, tolereren, velen, verdragen, pikken {ww.}
tolérer 

ik pik

je tolère
» meer vervoegingen van tolérer


Gerelateerd aan pik

jongeheer - leuter - lul - snikkel - lid - piemel - plasser - penis - pikken - priemen - prikken - steken - aanzien - dulden - toelaten