Vertaling van schrik

Inhoud:

Nederlands

Frans

ontzetting [v], schrikkelijkheid [v], schrik {zn.}

terreur [v] (la ~)
effroi [m] (l' ~)

schrikken, opschrikken {ww.}

sursauter

ik schrik

schrikken, afschrikken, angst aanjagen {ww.}

faire peur
effrayer

ik schrik

j'effraye; effraie
» meer vervoegingen van effrayer

Nederlands

Frans

Ik had schrik dat ik te laat was.

J'avais peur d'être en retard.

Zeg haar dat ge haar graag ziet. Heb geen schrik. Ze zal u niet bijten.

Dis-lui que tu l'aimes. N'aie pas peur. Elle ne va pas te mordre.

Ik had schrik dat ik het genoegen niet zou hebben om je te ontmoeten.

Je craignis de ne pas avoir le plaisir de te rencontrer.

Heb geen schrik om fouten te maken, als ge een taal leert.

Tu ne dois pas avoir peur de faire des erreurs lorsque tu apprends une langue.