Vertaling van station
Voorbeelden in zinsverband
Waar is het station?
Où se trouve la gare ?
Ik stap uit in het volgende station.
Je descends à la prochaine station.
De trein stopt op elk station.
Le train s'arrête à chaque station.
Uit welk station vertrekt de trein?
De quelle gare partent les trains ?
Op het volgende station moet u overstappen.
Vous devez changer de train au prochain arrêt.
Ik stap uit in het volgende station.
Je descends à la prochaine station.
Ze reden naar het station per auto.
Ils conduisirent jusqu'à la gare en voiture.
We wonen dicht bij het station.
Nous habitons près de la gare.
Ik zal mijn zus je laten oppikken aan het station.
Je vais vous faire chercher à la gare par ma sœur.
Hoever is het van hier naar het station?
Combien y a-t-il d'ici à la gare ?
Eenmaal op het station aangekomen, belde ik mijn vriend op.
Une fois arrivé à la station, j’ai appelé mon ami.
Eenmaal op het station aangekomen, belde ik mijn vriend op.
Une fois arrivé à la station, j’ai appelé mon ami.
De man die ge bij het station ontmoet hebt, is mijn vader.
L'homme que vous avez rencontré à la gare est mon père.
Het is handig om zo dicht bij het station te wonen.
C’est pratique d’habiter si près de la station.
Zou u me kunnen vertellen hoe ik bij het station kom?
Pourriez-vous m'indiquer le chemin de la gare ?