Vertaling van taart

Inhoud:

Nederlands
Frans
taart {zn.}
tarte  [v] (la ~)
Ze verdeelde de taart in vijf stukken.
Elle partagea la tarte en cinq.


Voorbeelden in zinsverband

Nederlands
Frans

Je taart is heerlijk.

Votre gâteau est délicieux.

Wil je nog wat taart?

Voudrais-tu davantage de pâtisserie ?

Mag ik nog een stuk taart hebben?

Puis-je avoir une autre part de gâteau ?

Ze verdeelde de taart in vijf stukken.

Elle partagea la tarte en cinq.

Mama is een taart aan het maken.

Maman est en train de faire un gâteau.

Als ze geen brood hebben, laat ze dan taart eten!

S’ils n’ont pas de pain, qu’ils mangent de la brioche !

Ik ben van plan een taart te bakken voor Maria's verjaardag.

Je vais faire un gâteau pour la fête de Marie.