Vertaling van vrijdag

Inhoud:

Nederlands
Frans
vrijdag {zn.}
vendredi  [m] (le ~)
We gaan uit eten op vrijdag.
Nous sortons manger vendredi.
Lees voor vrijdag hoofdstuk 4.
Lis le chapitre 4 pour vendredi.


Voorbeelden in zinsverband

Nederlands
Frans

Lees voor vrijdag hoofdstuk 4.

Lis le chapitre 4 pour vendredi.

We gaan uit eten op vrijdag.

Nous sortons manger vendredi.

Het sneeuwde van maandag tot vrijdag.

Il a neigé de lundi à vendredi.

Mevrouw Klein geeft elke vrijdag een test.

Mademoiselle Klein fait passer un test chaque vendredi.