Vertaling van bruin
Inhoud:
Nederlands
Italiaans
bruin {bn.}
bruno
marrone
marrone
bruinen, bruin worden {ww.}
abbronzarsi
Voorbeelden in zinsverband
Nederlands
Italiaans
Zijn schoenen zijn bruin.
Le sue scarpe sono marroni.
De bladeren van de bomen worden bruin in de herfst.
Le foglie diventano marroni in autunno.