Vertaling van fietsen
Inhoud:
Nederlands
Italiaans
fietsen, wielrijden {ww.}
andare in bicicletta
Dat meisje kan niet fietsen.
Quella ragazza non è capace di andare in bicicletta.
fiets , rijwiel , tweewieler , zwijntje , velo, stalen ros {zn.}
bicicletta
Mag ik deze fiets gebruiken?
Posso usare questa bicicletta?
Zijn fiets is blauw.
La sua bicicletta è blu.
tweewieler , fiets , rijwiel , zwijntje , velo, stalen ros {zn.}
bicicletta
Elke jongen heeft een fiets.
Ogni ragazzo ha una bicicletta.
Hij wast de fiets elke week.
Lava la bicicletta ogni settimana.
Voorbeelden in zinsverband
Nederlands
Italiaans
Dat meisje kan niet fietsen.
Quella ragazza non è capace di andare in bicicletta.
Het leven is als fietsen. Om in balans te blijven moet je in beweging blijven.
La vita è come guidare una bicicletta. Per mantenere l'equilibrio si deve restare in movimento.