Vertaling van jongen
Voorbeelden in zinsverband
De jongen liep weg.
Il ragazzo corse via.
Die jongen eet niet.
Quel ragazzo non mangia.
Ik ben een jongen.
Sono un ragazzo.
Zwijg en luister, jongen!
Taci e ascolta, bambino.
Welke jongen is Masao?
Quale ragazzo è Masao?
Je bent een goede jongen.
Tu sei un bravo ragazzo.
Die jongen is erg slim.
Quel ragazzo è molto intelligente.
Elke jongen heeft een fiets.
Ogni ragazzo ha una bicicletta.
Ik ben een verlegen jongen.
Sono un ragazzo timido.
De jongen koopt een hond.
Il ragazzo compra un cane.
Hij is geen jongen meer.
Lui non è più un bambino.
Soms kan hij een vreemde jongen zijn.
A volte può essere un tizio strano.
Die jongen spreekt alsof hij een volwassene is.
Quel ragazzo parla come se fosse un adulto.
Ik ergerde mij aan de jongen, omdat hij lui was.
Io ero infastidita dalla pigrizia del ragazzo.
De jongen gooide een steen naar de kikker.
Il ragazzo tirò una pietra alla rana.