Vertaling van kort
Inhoud:
Nederlands
Italiaans
kort, kortstondig {bn.}
corto
beknopt, bondig, kernachtig, kort, summier, zakelijk {bn.}
breve
conciso
succinto
conciso
succinto
Voorbeelden in zinsverband
Nederlands
Italiaans
Het leven is kort.
La vita è breve.
Kort haar vind ik leuk.
Mi piacciono i capelli corti.
Het leven van Mozart was heel kort.
La vita di Mozart fu molto breve.
Het leven is te kort om Duits te leren.
La vita è troppo breve per imparare il tedesco.
De kunst is lang, het leven is kort.
L'arte è lunga, la vita è breve.
Hij heeft twee potloden; het ene is lang en het andere kort.
Ha due matite; una è lunga e l'altra è corta.
Hij heeft twee potloden. De ene is lang en de andere is kort.
Ha due matite. Una è lunga e l'altra è corta.