Vertaling van uit de weg gaan

Inhoud:

Nederlands
Italiaans
mijden, ontwijken, uit de weg gaan, vermijden {ww.}
evitare
binnengaan, binnenlopen, ingaan {ww.}
entrare

wij gaan binnen
jullie gaan binnen
zij gaan binnen

noi entriamo
voi/Voi entrate
loro/Loro entrano
» meer vervoegingen van entrare

Ik heb hen de bank zien binnengaan.
Le vidi entrare in banca.
Ik zag hem de winkel binnengaan.
Io lo vidi entrare nel negozio.
aangaan, betreffen, gelden, raken {ww.}
riguardare
concernere

wij gaan aan
jullie gaan aan
zij gaan aan

noi riguardiamo
voi/Voi riguardate
loro/Loro riguardano
» meer vervoegingen van riguardare

afgaan, vertrekken, weggaan, zich verwijderen {ww.}
partire
andarsene

wij gaan af
jullie gaan af
zij gaan af

noi partiamo
voi/Voi partite
loro/Loro partono
» meer vervoegingen van partire

Waarom wil je vandaag weggaan?
Perché vuoi partire oggi?
Wanneer ben je klaar om te vertrekken?
Quando sarà pronta a partire?
afgaan {ww.}
sparare

wij gaan af
jullie gaan af
zij gaan af

noi spariamo
voi/Voi sparate
loro/Loro sparano
» meer vervoegingen van sparare

doodgaan, overlijden, sterven, verscheiden, versmachten {ww.}
morire

wij gaan dood
jullie gaan dood
zij gaan dood

noi moriamo
voi/Voi morite
loro/Loro muoiono
» meer vervoegingen van morire

Alle mensen moeten sterven.
Tutti gli uomini devono morire.
Ik wil met Getter Jaani sterven.
Voglio morire assieme a Getter Jaani.
afgaan, bezoeken, opzoeken {ww.}
visitare

wij gaan af
jullie gaan af
zij gaan af

noi visitiamo
voi/Voi visitate
loro/Loro visitano
» meer vervoegingen van visitare

Ik wil Korea bezoeken.
Voglio visitare la Corea.
Ik hoop ooit Egypte te kunnen bezoeken.
Io desidero visitare l'Egitto un giorno.
gelden, heten, doorgaan, zich aanstellen {ww.}
posare

wij gaan door
jullie gaan door

noi posiamo
voi/Voi posate
» meer vervoegingen van posare

doorgaan, verder gaan met, vervolgen, voortgaan, voortzetten {ww.}
continuare

wij gaan door
jullie gaan door

noi continuiamo
voi/Voi continuate
» meer vervoegingen van continuare

aangaan, afsluiten, contracteren {ww.}
concludere

wij gaan aan
jullie gaan aan
zij gaan aan

noi concludiamo
voi/Voi concludete
loro/Loro concludono
» meer vervoegingen van concludere

achteruitgaan {ww.}
indietreggiare

wij gaan achteruit
jullie gaan achteruit
zij gaan achteruit

noi indietreggiamo
voi/Voi indietreggiate
loro/Loro indietreggiano
» meer vervoegingen van indietreggiare

achteruitgaan, verslechteren {ww.}
declinare
deperire
peggiorare

wij gaan achteruit
jullie gaan achteruit
zij gaan achteruit

noi decliniamo
voi/Voi declinate
loro/Loro declinano
» meer vervoegingen van declinare

afleggen, aflopen, doorgaan, gaan door {ww.}
percorrere

wij gaan door
jullie gaan door

noi percorriamo
voi/Voi percorrete
» meer vervoegingen van percorrere