Vertaling van actief

Inhoud:

Nederlands
Nederlands
actief, bedrijvend, werkdadig, werkend, werkzaam, bedrijvig {bn.}
actief
bedrijvend
werkdadig
werkend
werkzaam
bedrijvig {bn.}
werkend, actief, bedrijvig, werkzaam {bn.}
werkend
actief
bedrijvig
werkzaam {bn.}
beweeglijk, actief, bedrijvig, werkzaam {bn.}
beweeglijk
actief
bedrijvig
werkzaam {bn.}
drukdoenerig, ongedurig, rusteloos, beweeglijk, roerig, actief, bedrijvig, werkzaam {bn.}
drukdoenerig
ongedurig
rusteloos
beweeglijk
roerig
actief
bedrijvig
werkzaam {bn.}
ijverig, arbeidzaam, diligent, naarstig, nijver, noest, vlijtig, werkzaam, actief, bedrijvig {bn.}
ijverig
arbeidzaam
diligent
naarstig
nijver
noest
vlijtig
werkzaam
actief
bedrijvig {bn.}
roerig, druk, tumultueus, turbulent, woelig, actief, bedrijvig, werkzaam {bn.}
roerig
druk
tumultueus
turbulent
woelig
actief
bedrijvig
werkzaam {bn.}
daadwerkelijk, actief, bedrijvig, werkzaam {bn.}
daadwerkelijk
actief
bedrijvig
werkzaam {bn.}
bezit [o], actief [o], tegoed, bedrijvende vorm [m] {zn.}
bezit [o]
actief [o]
tegoed
bedrijvende vorm [m] {zn.}
Ze bezit tweeduizend boeken.
Ze bezit tweeduizend boeken.
De hertog bezit veel land.
De hertog bezit veel land.


Voorbeelden in zinsverband

Nederlands
Nederlands

De aandelenmarkt is erg actief.

De aandelenmarkt is erg actief.

Ze is zo actief als ze eruit ziet.

Ze is zo actief als ze eruit ziet.