Vertaling van afstraffing

Inhoud:

Nederlands
Nederlands
nederlaag [m] (de ~), afstraffing [v] (de ~) {zn.}
nederlaag [m] (de ~)
afstraffing [v] (de ~) {zn.}
Hij beschuldigde mij van zijn nederlaag.
Hij beschuldigde mij van zijn nederlaag.
straf [m] (de ~), bestraffing [v] (de ~), afstraffing [v] (de ~) {zn.}
straf [m] (de ~)
bestraffing [v] (de ~)
afstraffing [v] (de ~) {zn.}
Tieners zijn Gods straf voor seks.
Tieners zijn Gods straf voor seks.
Geen straf zonder wetten
Geen straf zonder wetten


Gerelateerd aan afstraffing

nederlaag - straf - bestraffingverlies - maatregel