Vertaling van benepen

Inhoud:

Nederlands
Nederlands
benepen, enghartig, kleingeestig {bn.}
benepen
enghartig
kleingeestig {bn.}
benard, benepen, in verlegenheid {bn.}
benard
benepen
in verlegenheid {bn.}
bang, benepen, beschroomd, schroomvallig, schuw, vreesachtig {bn.}
bang
benepen
beschroomd
schroomvallig
schuw
vreesachtig {bn.}
enggeestig, geborneerd, kleingeestig, benepen, bekrompen {bn.}
enggeestig
geborneerd
kleingeestig
benepen
bekrompen {bn.}


Gerelateerd aan benepen

enghartig - kleingeestig - benard - in verlegenheid - bang - beschroomd - schroomvallig - schuw - vreesachtig - enggeestig - geborneerd - bekrompenbeperkt