Vertaling van speechen

Inhoud:

Nederlands
Nederlands
speechen, een speech houden {ww.}
speechen
een speech houden {ww.}

ik speech
jij speecht
hij/zij/het speecht

ik speech
jij speecht
hij/zij/het speecht
» meer vervoegingen van speechen

speechen {ww.}
speechen {ww.}

ik speech
jij speecht
hij/zij/het speecht

ik speech
jij speecht
hij/zij/het speecht
» meer vervoegingen van speechen

toespraak [m] (de ~), speech [m] (de ~), prevelement {zn.}
toespraak [m] (de ~)
speech [m] (de ~)
prevelement {zn.}
Niemand luisterde naar de speech.
Niemand luisterde naar de speech.
Haar toespraak was uitmuntend.
Haar toespraak was uitmuntend.


Gerelateerd aan speechen

een speech houden - toespraak - speech - prevelementspreken - taaldaad