Vertaling van verwant

Inhoud:

Nederlands
Nederlands
verwant, aanverwant {bn.}
verwant
aanverwant {bn.}
verwant, familielid [o] {zn.}
verwant
familielid [o] {zn.}
Ze zijn aan elkaar verwant.
Ze zijn aan elkaar verwant.
Nederlands is nauw verwant aan Duits.
Nederlands is nauw verwant aan Duits.
verwant [m], bloedverwant [m], familielid [o] {zn.}
verwant [m]
bloedverwant [m]
familielid [o] {zn.}
verwant, vrouwelijke verwant, vrouwelijk familielid, familielid [o] {zn.}
verwant
vrouwelijke verwant
vrouwelijk familielid
familielid [o] {zn.}
overeenkomstig, verwant {bn.}
overeenkomstig
verwant {bn.}


Voorbeelden in zinsverband

Nederlands
Nederlands

Ze zijn aan elkaar verwant.

Ze zijn aan elkaar verwant.

Nederlands is nauw verwant aan Duits.

Nederlands is nauw verwant aan Duits.