Vertaling van vliegtuig
toestel
vliegmachine {zn.}
toestel
kist
vliegmachine {zn.}
Voorbeelden in zinsverband
Ik zag een vliegtuig.
Ik zag een vliegtuig.
Ik zag een vliegtuig.
Ik zag een vliegtuig.
Dat vliegtuig is pas groot!
Dat vliegtuig is pas groot!
Ik ga met het vliegtuig naar Amerika.
Ik ga met het vliegtuig naar Amerika.
Ik was erg bang in het vliegtuig.
Ik was erg bang in het vliegtuig.
Het vliegtuig vertrok om half drie.
Het vliegtuig vertrok om half drie.
Vraag hem wanneer het volgende vliegtuig gaat.
Vraag hem wanneer het volgende vliegtuig gaat.
Ons vliegtuig vliegt naar het zuiden.
Ons vliegtuig vliegt naar het zuiden.
Ons vliegtuig vloog boven de wolken.
Ons vliegtuig vloog boven de wolken.
Het vliegtuig had vertraging door het slechte weer.
Het vliegtuig had vertraging door het slechte weer.
De inheemsen zagen toen voor de eerste keer een vliegtuig.
De inheemsen zagen toen voor de eerste keer een vliegtuig.
Ik reis liever per trein dan per vliegtuig.
Ik reis liever per trein dan per vliegtuig.
Ik heb nog nooit op een vliegtuig gezeten.
Ik heb nog nooit op een vliegtuig gezeten.
Het eerste vliegtuig vloog 12 seconden in 1903.
Het eerste vliegtuig vloog 12 seconden in 1903.
Ik reis liever met de trein dan met de vliegtuig.
Ik reis liever met de trein dan met de vliegtuig.