Vertaling van wanneer

Inhoud:

Nederlands
Nederlands
wanneer {vr. vnw.}
wanneer {vr. vnw.}
wanneer, als {vw.}
wanneer
als {vw.}
als, indien, ingeval, wanneer {vw.}
als
indien
ingeval
wanneer {vw.}


Voorbeelden in zinsverband

Nederlands
Nederlands

Vanaf wanneer?

Vanaf wanneer?

Wanneer begint het spel?

Wanneer begint het spel?

Wanneer ben je getrouwd?

Wanneer ben je getrouwd?

Wanneer kunnen we eten?

Wanneer kunnen we eten?

Wanneer zijn jullie geboren?

Wanneer zijn jullie geboren?

Wanneer begint je zomervakantie?

Wanneer begint je zomervakantie?

Wanneer vertrekt ge?

Wanneer vertrekt ge?

Wanneer ga je naar school?

Wanneer ga je naar school?

Weet je, wanneer ze komt?

Weet je, wanneer ze komt?

Wanneer begon het te regenen?

Wanneer begon het te regenen?

Wanneer kan ik hier zwemmen?

Wanneer kan ik hier zwemmen?

Wanneer komt het u uit?

Wanneer komt het u uit?

Wanneer heb je hem ontmoet?

Wanneer heb je hem ontmoet?

Wanneer werd deze roman uitgegeven?

Wanneer werd deze roman uitgegeven?

Wanneer was je ermee klaar?

Wanneer was je ermee klaar?


Gerelateerd aan wanneer

als - indien - ingeval