Vertaling van aandoen

Inhoud:

Nederlands
Portugees
aandoen, aanrichten, stichten, teweegbrengen, veroorzaken {ww.}
produzir
ser causa de
causar
aandoen, aandraaien, aansteken, schakelen, inschakelen {ww.}
acender
ligar
aandoen, aantrekken, opleggen, opbrengen, aanbrengen {ww.}
apor
vestir
aplicar