Vertaling van hond

Inhoud:

Nederlands
Portugees
hond [m] {zn.}
cão
Opgepast voor de hond!
Cuidado com o cão!
De hond is aan het sterven.
O cão está a morrer.


Voorbeelden in zinsverband

Nederlands
Portugees

Hij heeft een hond.

Ele tem um cachorro.

De hond is wit.

O cachorro é branco.

De hond was dood.

O cachorro estava morto.

Ik zag een hond.

Eu vi um cachorro.

Opgepast voor de hond!

Cuidado com o cão!

Mijn hond is wit.

Meu cachorro é branco.

Heeft hij een hond?

Ele tem cachorro?

Die hond stinkt!

Que cachorro fedido!

De hond is dood.

O cachorro está sem vida.

Waar is jouw hond?

Cadê o seu cachorro?

Deze hond is van mij.

Este cachorro é meu.

De jongen koopt een hond.

O menino compra um cachorro.

De hond is aan het sterven.

O cão está a morrer.

We hebben een hond en een kat.

Nós possuimos um cachorro e um gato.

Een vrachtwagen heeft de hond aangereden.

Um caminhão atropelou o cachorro.