Vertaling van jongen

Inhoud:

Nederlands
Portugees
jongen [m], knaap [m], knul {zn.}
menino
rapaz
Ik ben een jongen.
Sou menino.
Die jongen is erg slim.
Aquele menino é muito esperto.


Voorbeelden in zinsverband

Nederlands
Portugees

Ik ben een jongen.

Sou menino.

Zwijg en luister, jongen!

Cale a boca e escute, garota!

Dit is de jongen.

Eis o garoto.

Je bent een goede jongen.

Você é um bom garoto.

Die jongen is erg slim.

Aquele menino é muito esperto.

Elke jongen heeft een fiets.

Cada garoto tem uma bicicleta.

De jongen heeft een krant.

O menino tem um jornal.

Ik ben een verlegen jongen.

Eu sou um garoto tímido.

De jongen koopt een hond.

O menino compra um cachorro.

Hij is geen jongen meer.

Ele não é mais um menino.

Deze jongen heeft een sterk, gezond lichaam.

Este menino tem um corpo forte e saudável.

De kleine jongen zei hallo tegen me.

O garotinho me disse olá.

Soms kan hij een vreemde jongen zijn.

Às vezes ele pode ser um rapaz estranho.

De jongen deed zijn sportschoenen aan en liep naar buiten.

O menino calçou seus tênis esportivos e correu para fora.

Ik ergerde mij aan de jongen, omdat hij lui was.

Eu estava com raiva do garoto por ele estar sendo preguiçoso.


Gerelateerd aan jongen

knaap - knul