Vertaling van vrij

Inhoud:

Nederlands
Portugees
los, onbelemmerd, onbezet, open, vlot, vrij, vrijgesteld {bn.}
livre
frank, ongegeneerd, ongedwongen, vrij, vrijmoedig, vrijpostig {bn.}
desembaraçado
íntima
sem-cerimônia
basta, genoeg, nogal, tamelijk, vrij, voldoende {bw.}
assaz
bastante
basta
chega
sex bedrijven, sex hebben, vrijen {ww.}
amar sexualmente
het hof maken, scharrelen, vrijen {ww.}
namorar
galantear

Voorbeelden in zinsverband

Nederlands
Portugees

Je bent vrij goed.

Você é muito bom.

We zijn vrij!

Somos livres!

Ik neem morgenmiddag vrij.

Vou tirar folga amanhã à tarde.

Ben je vrij dit weekend?

Você está livre este fim de semana?

Ik ben vrij op zondag.

Estou livre no domingo.

De Japanse economie ontwikkelde zich vrij snel.

A economia japonesa desenvolveu-se rapidamente.

Dat is iets dat vrij vaak gebeurt.

Isso é algo que acontece frequentemente.

Hij beval hen om de gevangenen vrij te laten.

Ele ordenou-os que libertassem os prisioneiros.

Ik werkte op zondag, dus ik had maandag vrij.

Eu trabalhei no domingo, então tive a segunda de folga.

Alle mensen worden vrij en gelijk in waardigheid en rechten geboren. Zij zijn begiftigd met verstand en geweten, en behoren zich jegens elkander in een geest van broederschap te gedragen.

Todos os seres humanos nascem livres e iguais em dignidade e direitos. Eles são dotados de razão e consciência e devem agir com os outros com um espírito de fraternidade.