Vertaling van wind
Inhoud:
Nederlands
Portugees
wind {zn.}
vento
sopro
sopro
De wind komt uit het noorden.
O vento está vindo do norte.
scheet, veest, wind {zn.}
peido
spoelen, winden, op een klos winden, opwinden {ww.}
enrolar em bobina
dobar
dobar
oprollen, strengelen, wikkelen, winden {ww.}
enrolar
Voorbeelden in zinsverband
Nederlands
Portugees
Wie wind zaait, zal storm oogsten.
Quem abrolhos semeia espinhos colhe.
De wind komt uit het noorden.
O vento está vindo do norte.