Vertaling van arbeid

Inhoud:

Nederlands
Zweeds
arbeid [m], emplooi [o], werk [o], karwei {zn.}
arbete
verk
Ik moet morgen een hoop werk doen.
Jag har en massa arbete att göra imorgon.
arbeiden, werken {ww.}
arbeta
verka
Ik ga werken tijdens de krokusvakantie.
Jag ska arbeta under sportlovet.
Ik wil onder deze omstandigheden niet werken.
Jag vill inte att arbeta under dessa betingelser.


Gerelateerd aan arbeid

emplooi - werk - karwei - arbeiden - werken