Vertaling van delen

Inhoud:

Nederlands
Zweeds
afbreken, delen, splitsen, opsplitsen, verdelen {ww.}
dela
deel (mv. delen) [o], aandeel [o], portie [v], rantsoen [o], taks [m] {zn.}
portion
band [m], deel (mv. delen) [o], boekdeel [o], volume {zn.}
volym


Gerelateerd aan delen

afbreken - splitsen - opsplitsen - verdelen - deel - aandeel - portie - rantsoen - taks - band - boekdeel - volume