Vertaling van houden van
Inhoud:
Nederlands
Zweeds
houden, bijhouden, vasthouden {ww.}
hålla
behålla
behålla
beminnen, houden van, liefhebben {ww.}
älska
hechten aan, houden van, mogen, waarderen {ww.}
uppskatta
tycka om
tycka om
aanhouden, arresteren, inrekenen, in verzekerde bewaring nemen {ww.}
arrestera
häkta
anhålla
häkta
anhålla
bewandelen, bijhouden, volgen, voortvloeien, opvolgen {ww.}
följa
Voorbeelden in zinsverband
Nederlands
Zweeds
Mensen houden van vrijheid.
Folk älskar frihet.
Ouders houden van hun kinderen.
Föräldrar älskar sina barn.