Vertaling van krenken

Inhoud:

Nederlands
Zweeds
affronteren, beledigen, krenken {ww.}
skälla ut
beledigen, grieven, krenken, verongelijken, uitschelden {ww.}
skymfa
förölämpa
okväda
förnärma


Gerelateerd aan krenken

affronteren - beledigen - grieven - verongelijken - uitschelden