Vertaling van kwaad

Inhoud:

Nederlands
Zweeds
boos, kwaad, toornig, nijdig, verstoord, vertoornd {bn.}
arg
ilsken
vred
vredgad
beroerd, kwaad, kwalijk, slecht, verkeerd {bn.}
arg
dålig
ful
illa
ond
slätt
stygg
belasteren, kwaadspreken, roddelen {ww.}
nedsvärta
häda
baktala
förtala
bakdanta
kletsen, kwaadspreken {ww.}
snacka
prata


Voorbeelden in zinsverband

Nederlands
Zweeds

Zij werd kwaad.

Hon blev arg.

Ben je kwaad?

Är du galen?


Gerelateerd aan kwaad

boos - toornig - nijdig - verstoord - vertoornd - beroerd - kwalijk - slecht - verkeerd - belasteren - kwaadspreken - roddelen - kletsen