Vertaling van mis
Inhoud:
Nederlands
Zweeds
fout, mis, onjuist, verkeerd {bn.}
oriktig
orätt
orätt
misgrijpen, mislopen, missen {ww.}
missa
Voorbeelden in zinsverband
Nederlands
Zweeds
Heb ik het mis?
Har jag fel?
Ik mis je.
Jag saknar dig.