Vertaling van ontmoeten
Inhoud:
Nederlands
Zweeds
aantreffen, ontmoeten, tegemoet treden, tegenkomen, treffen {ww.}
möta
Voorbeelden in zinsverband
Nederlands
Zweeds
Iedereen wil je ontmoeten, je bent beroemd!
Alla vill träffa dig. Du är känd!
Ik kijk ernaar uit u te ontmoeten.
Jag har sett fram emot att få träffa dig.