Vertaling van tellen

Inhoud:

Nederlands
Zweeds
calculeren, rekenen, berekenen, tellen, uitrekenen {ww.}
uträkna
beräkna
moment, ogenblik, oogwenk, tel (mv. tellen) [m], tijdstip, wijl, wip {zn.}
moment
ögonblick
momang
seconde [v], tel (mv. tellen) [m] {zn.}
sekund
pols, polsslag, tel (mv. tellen) [m] {zn.}
puls


Gerelateerd aan tellen

calculeren - rekenen - berekenen - uitrekenen - moment - ogenblik - oogwenk - tel - tijdstip - wijl - wip - seconde - pols - polsslag