Vertaling van alguém

Inhoud:

Portugees
Nederlands
alguém, algum, uma pessoa {onb. vnw.}
een of ander
iemand 
een 
een zeker


Voorbeelden in zinsverband

Portugees
Nederlands

Alguém não veio hoje?

Is er iemand afwezig vandaag?

Tem alguém aí?

Is daar iemand?

Alguém aqui fala inglês?

Spreekt hier iemand Engels?

Alguém o sabe.

Iemand weet dat.

Alguém está batendo à porta.

Iemand klopt op de deur.

Alguém roubou o meu passaporte.

Iemand heeft mijn paspoort gestolen.

Por que alguém mataria Tom?

Waarom zou iemand Tom vermoorden?

Tom quer alguém para amá-lo.

Tom wil dat iemand van hem houdt.

"Alguém pode me ajudar?" "Eu posso."

"Kan iemand mij helpen?" "Ik zal helpen."

Alguém chamado Henry queria te ver.

Een zekere 'Henry' wilde jou zien.

Eu nunca encontrarei alguém como ele.

Ik zal nooit iemand zoals hij vinden.

Ela precisa de alguém que possa entendê-la.

ze heeft iemand nodig die haar kan begrijpen.

Se alguém perguntar qual é o sentido da história, eu realmente não sei.

Mocht iemand vragen waar het in het verhaal om gaat, zou ik het echt niet weten.


Gerelateerd aan alguém

algum - uma pessoa