Vertaling van armar

Inhoud:

Portugees
Nederlands
armar, cobrir, drapejar, guarnecer de armação, revestir {ww.}
draperen
armar, prover de armas {ww.}
bewapenen 
wapenen
armar, dar corda, esticar, retesar, entesar, engatilhar, apertar {ww.}
uitrekken
strekken
opwinden
spannen
nauwer aanhalen