Vertaling van bolo

Inhoud:

Portugees
Nederlands
bolo {zn.}
bolus [m]
bolo {zn.}
cake [m]
koek  [m]
O bolo tem sabor doce.
De cake smaakt zoet.
Este bolo está muito doce.
Deze cake is erg zoet.


Voorbeelden in zinsverband

Portugees
Nederlands

Seu bolo está delicioso.

Je taart is heerlijk.

Você quer mais bolo?

Wil je nog wat taart?

Eu gosto de bolo.

Ik hou van gebak.

Eu adorava bolo.

Ik was gek op taart.

Ela me fez um bolo.

Ze bakte een cake voor mij.

Hanako gosta muito de bolo.

Hanako houdt erg van gebak.

Este bolo está muito doce.

Deze cake is erg zoet.

Ela me fez um bolo.

Ze bakte een cake voor mij.

O bolo tem sabor doce.

De cake smaakt zoet.

Vocês gostariam de outro pedaço de bolo?

Wil je nog een stuk cake?

Posso pegar outra fatia de bolo?

Mag ik nog een stuk taart hebben?

Ela dividiu o bolo em cinco pedaços.

Ze verdeelde de taart in vijf stukken.

A mamãe está fazendo um bolo.

Mama is een taart aan het maken.

Corte o bolo com uma faca.

Snij de cake met een mes.

Por favor, coloque algumas velas no bolo de aniversário.

Zet alsjeblieft wat kaarsen op de verjaardagstaart.