Vertaling van dar

Inhoud:

Portugees
Nederlands
dar, entregar, ministrar {ww.}
geven 
verlenen
toekennen
toebrengen
opbrengen
aangeven 
Pode me dar dinheiro?
Kan jij mij wat geld geven?
dar, entregar, fornecer, ministrar {ww.}
toevoeren
leveren 
afleveren 
bestellen 


Voorbeelden in zinsverband

Portugees
Nederlands

Posso dar uma mãozinha?

Kan ik helpen?

Posso dar uma mordidinha?

Kan ik een hapje?

Pode me dar dinheiro?

Kan jij mij wat geld geven?

Ele gosta de dar caminhadas.

Hij houdt ervan wandelingen te maken.

Ele foi dar um passeio.

Hij is buiten aan het wandelen.

Você deve dar o melhor de si.

Ge moet uw best doen.

Já pode se dar por concluído.

Zo gezegd, zo gedaan.

Eu não acredito que você vai dar todo seu dinheiro.

Ik kan niet geloven dat je al je geld gaat weggeven.

Antes de se dar conta, você estará nos jornais.

Voor je het doorhebt, sta je in de krant.

Por favor, você poderia me dar um copo d'água?

Mag ik alstublieft een glas water?


Gerelateerd aan dar

entregar - ministrar - fornecer