Vertaling van fim

Inhoud:

Portugees
Nederlands
conclusão, fim {zn.}
eind  [o]
einde  [o]
end
beëindiging
voleinding [v]
besluit  [o]
O herói morreu no fim do livro.
De hoofdpersoon stierf aan het eind van het boek.
Isso é mais ou menos explicado no fim.
Dat wordt aan het eind enigszins uitgelegd.
beira, extremidade, fim, ponta, topo {zn.}
einde  [o]
uiterste deel
uiteinde
Ao fim da viagem, estávamos com muita sede.
Tegen het einde van de excursie hadden we al erg veel dorst.
alvo, fim, ponto de mira {zn.}
wit 
honk
doelstelling  [v]
doelwit [o]
doel [o]


Voorbeelden in zinsverband

Portugees
Nederlands

Você está livre este fim de semana?

Ben je vrij dit weekend?

Tom não está a fim de comer.

Tom heeft geen zin in eten.

O herói morreu no fim do livro.

De hoofdpersoon stierf aan het eind van het boek.

Ao fim da viagem, estávamos com muita sede.

Tegen het einde van de excursie hadden we al erg veel dorst.

Quais são os seus planos para o fim de semana?

Wat ben je van plan voor het weekend?

Isso é mais ou menos explicado no fim.

Dat wordt aan het eind enigszins uitgelegd.

Todo mundo deve aprender por si próprio no fim das contas.

Tenslotte moet iedereen zelf leren.

Ela não come bolo a fim de não ganhar mais peso.

Ze eet geen geen gebakjes om niet verder aan te komen.


Gerelateerd aan fim

conclusão - beira - extremidade - ponta - topo - alvo - ponto de mira