Vertaling van pescar

Inhoud:

Portugees
Nederlands
pescar {ww.}
vissen
Ele adora pescar.
Hij houdt van vissen.
Ela adora pescar.
Zij houdt erg van vissen.


Voorbeelden in zinsverband

Portugees
Nederlands

Ela adora pescar.

Zij houdt erg van vissen.

Ele adora pescar.

Hij houdt van vissen.

Vamos pescar de vez em quando.

We gaan van tijd tot tijd vissen.

Quando criança, ia muitas vezes pescar com o meu pai.

Als kind ging ik dikwijls vissen met mijn vader.