Vertaling van telefone

Inhoud:

Portugees
Nederlands
telefone {zn.}
telefoon  [m]
O telefone toca.
De telefoon rinkelt.
Quem inventou o telefone?
Wie heeft de telefoon uitgevonden?


Voorbeelden in zinsverband

Portugees
Nederlands

O telefone toca.

De telefoon rinkelt.

Quem inventou o telefone?

Wie heeft de telefoon uitgevonden?

Bell inventou o telefone.

Bell vond de telefoon uit.

Posso usar o seu telefone?

Mag ik jouw telefoon gebruiken?

Eu anotei o telefone dele.

Ik heb zijn telefoonnummer genoteerd.

O telefone tocou várias vezes.

De telefoon ging een paar keer over.

O meu número de telefone é 789.

Mijn telefoonnummer is 789.

O iPhone é um telefone celular extraordinário.

De iPhone is een buitengewone mobiele telefoon.

"O telefone está tocando." "Eu atendo."

"De telefoon gaat over." "Ik zal hem wel opnemen."

Ela sabe seu número de telefone?

Kent zij uw telefoonnummer?

Eu pedi uma pizza pelo telefone.

Ik heb telefonisch een pizza besteld.

O telefone foi inventado por Bell em 1876.

De telefoon is uitgevonden door Bell in 1876 [achttien zesenzeventig].

Estava a ponto de sair quando o telefone tocou.

Hij stond op het punt weg te gaan toen de telefoon ging.

Você viu quanto custa este telefone? Custa os olhos da cara!

Heb je gezien hoeveel deze telefoon kost? Dat is een rib uit mijn lijf!

Eu quero contatá-lo. Você tem o número de telefone dele?

Ik wil hem opbellen. Heb jij zijn nummer?