Vertaling van tocar

Inhoud:

Portugees
Nederlands
tanger, tocar {ww.}
voortdrijven
aandrijven 
opjagen
drijven
bulir, mexer, tocar {ww.}
toucheren
beroeren
raken 
aanraken 
aankomen 
abranger, alcançar, atingir, chegar a, obter, tocar {ww.}
reiken tot
behalen 
inhalen
bereiken 
brincar, jogar, representar, tocar {ww.}
spelen 
voorspelen
uitvoeren 
Ele sabe tocar flauta.
Hij kan fluit spelen.
Jogar basquete é divertido.
Basketbal spelen is leuk.


Voorbeelden in zinsverband

Portugees
Nederlands

Ele sabe tocar flauta.

Hij kan fluit spelen.

Eu gosto de tocar piano.

Ik speel graag piano.

Você vai me deixar tocar o piano?

Sta je me toe om piano te spelen?

Fiz ela tocar piano contra vontade.

Ik heb haar gedwongen piano te spelen.


Gerelateerd aan tocar

tanger - bulir - mexer - abranger - alcançar - atingir - chegar a - obter - brincar - jogar - representar