Vertaling van usar

Inhoud:

Portugees
Nederlands
empregar, servir-se de, usar, despender {ww.}
gebruiken 
benutten 
aanwenden 
Posso usar esta bicicleta?
Mag ik deze fiets gebruiken?
Posso usar o seu telefone?
Mag ik jouw telefoon gebruiken?


Voorbeelden in zinsverband

Portugees
Nederlands

Posso usar esta bicicleta?

Mag ik deze fiets gebruiken?

Você sabe usar um dicionário?

Weet je hoe je een woordenboek moet gebruiken?

Posso usar o seu telefone?

Mag ik jouw telefoon gebruiken?

Posso usar o seu dicionário um minutinho?

Mag ik je woordenboek even gebruiken?

Vocês podem usar meu carro se quiserem.

Je mag mijn auto gebruiken, als je wil.

Você pode usar o meu dicionário sempre que quiser.

Je mag altijd mijn woordenboek gebruiken.

"Posso usar o seu lápis?" "Claro, vá em frente."

"Mag ik je potlood gebruiken?" "Natuurlijk, ga je gang."


Gerelateerd aan usar

empregar - servir-se de - despender