Vertaling van vida

Inhoud:

Portugees
Nederlands
vida {zn.}
leven 
A vida é bela.
Het leven is prachtig!
É a vida.
Dat is het leven.
vida, viver {zn.}
leven 
hachje [o]
Eu aprendi a viver sem ela.
Ik heb geleerd te leven zonder haar.
Eu não consigo viver sem uma televisão.
Zonder tv kan ik niet leven.
entusiasmo, furor, vida {zn.}
geestdrift  [v]
uitbundigheid [v]
enthousiasme [o]


Voorbeelden in zinsverband

Portugees
Nederlands

A vida é bela.

Het leven is prachtig!

É a vida.

Dat is het leven.

A vida é curta.

Het leven is kort.

Cuide da sua vida.

Bemoei je met je eigen zaken.

Enquanto houver vida, haverá esperança.

Zolang er leven is, is er hoop.

Onde há vida, há esperança.

Waar er leven is, is er hoop.

O cachorro está sem vida.

De hond is dood.

Eu tenho seguro de vida.

Ik heb een levensverzekering.

Existe vida antes da morte?

Bestaat er leven voor de dood?

Ele viveu uma vida simples.

Hij leefde een eenvoudig leven.

Ela se manteve solteira a vida inteira.

Ze bleef heel haar leven vrijgezel.

Pode haver vida nas luas de Júpiter.

Op de manen van Jupiter zou er leven kunnen zijn.

Sua vida no beisebol então se encerrou.

Het honkballeven was toen ten einde.

A vida tem altos e baixos.

Het leven gaat niet altijd over rozen.

Amava minha vida e meu dinheiro.

Ik hield van mijn leven en mijn geld.


Gerelateerd aan vida

viver - entusiasmo - furor