Vertaling van ben


Zweeds
Nederlands
ben {zn.}
onderbeen [o]
poot [m]
been  [o]
ben {zn.}
bot  [o]
graat  [v]
schonk [v]
knok [m]
been  [o]
Hunden var upptagen med att gräva ner sitt ben i trädgården.
De hond was bezig met het begraven van zijn bot in de tuin.