Vertaling van karl

Inhoud:

Zweeds
Nederlands
karl, man {zn.}
man  [m]
gast 
gozer
manmens
kerel 
vent  [m]
manspersoon [m]
Han är redan en man.
Hij is al een man.
Det var en gång en fattig man och en rik kvinna.
Er waren eens een arme man en een rijke vrouw.
burk, kärl, låda {zn.}
vergaarbak [m]
reservoir  [o]
tank [m]
bak  [m]


Gerelateerd aan karl

man - burk - kärl - låda