Vervoeging van belie
Onbepaalde wijs (infinitief): to belie
Engels
Nederlands
Present
- I belie
- you belie
- he/she/it belies
- we belie
- you belie
- they belie
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik verteken
- jij vertekent
- hij/zij/het vertekent
- wij vertekenen
- jullie vertekenen
- zij vertekenen
Simple past
- I belied
- you belied
- he/she/it belied
- we belied
- you belied
- they belied
Onvoltooid verleden tijd
- ik vertekende
- jij vertekende
- hij/zij/het vertekende
- wij vertekenden
- jullie vertekenden
- zij vertekenden
Present perfect
- I have belied
- you have belied
- he/she/it has belied
- we have belied
- you have belied
- they have belied
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb vertekend
- jij hebt vertekend
- hij/zij/het heeft vertekend
- wij hebben vertekend
- jullie hebben vertekend
- zij hebben vertekend
Past perfect
- I had belied
- you had belied
- he/she/it had belied
- we had belied
- you had belied
- they had belied
Voltooid verleden tijd
- ik had vertekend
- jij had vertekend
- hij/zij/het had vertekend
- wij hadden vertekend
- jullie hadden vertekend
- zij hadden vertekend
Future
- I will belie
- you will belie
- he/she/it will belie
- we will belie
- you will belie
- they will belie
Toekomende tijd I
- ik zal vertekenen
- jij zult vertekenen
- hij/zij/het zal vertekenen
- wij zullen vertekenen
- jullie zullen vertekenen
- zij zullen vertekenen
Future perfect
- I will have belied
- you will have belied
- he/she/it will have belied
- we will have belied
- you will have belied
- they will have belied
Toekomende tijd II
- ik zal vertekend hebben
- jij zult vertekend hebben
- hij/zij/het zal vertekend hebben
- wij zullen vertekend hebben
- jullie zullen vertekend hebben
- zij zullen vertekend hebben
Conditional present
- I would belie
- you would belie
- he/she/it would belie
- we would belie
- you would belie
- they would belie
Conditionalis I
- ik zou vertekenen
- jij zou vertekenen
- hij/zij/het zou vertekenen
- wij zouden vertekenen
- jullie zouden vertekenen
- zij zouden vertekenen
Conditional perfect
- I would have belied
- you would have belied
- he/she/it would have belied
- we would have belied
- you would have belied
- they would have belied
Conditionalis II
- ik zou hebben vertekend
- jij zou hebben vertekend
- hij/zij/het zou hebben vertekend
- wij zouden hebben vertekend
- jullie zouden hebben vertekend
- zij zouden hebben vertekend
Imperative
- you belie
- you belie
Imperatief
- jij verteken
- jullie vertekent