Vervoeging van kindle
Onbepaalde wijs (infinitief): to kindle
				
				Engels
Nederlands
Present
- I kindle
 - you kindle
 - he/she/it kindles
 - we kindle
 - you kindle
 - they kindle
 
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik roep op
 - jij roept op
 - hij/zij/het roept op
 - wij roepen op
 - jullie roepen op
 - zij roepen op
 
Simple past
- I kindled
 - you kindled
 - he/she/it kindled
 - we kindled
 - you kindled
 - they kindled
 
Onvoltooid verleden tijd
- ik riep op
 - jij riep op
 - hij/zij/het riep op
 - wij riepen op
 - jullie riepen op
 - zij riepen op
 
Present perfect
- I have kindled
 - you have kindled
 - he/she/it has kindled
 - we have kindled
 - you have kindled
 - they have kindled
 
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb opgeroepen
 - jij hebt opgeroepen
 - hij/zij/het heeft opgeroepen
 - wij hebben opgeroepen
 - jullie hebben opgeroepen
 - zij hebben opgeroepen
 
Past perfect
- I had kindled
 - you had kindled
 - he/she/it had kindled
 - we had kindled
 - you had kindled
 - they had kindled
 
Voltooid verleden tijd
- ik had opgeroepen
 - jij had opgeroepen
 - hij/zij/het had opgeroepen
 - wij hadden opgeroepen
 - jullie hadden opgeroepen
 - zij hadden opgeroepen
 
Future
- I will kindle
 - you will kindle
 - he/she/it will kindle
 - we will kindle
 - you will kindle
 - they will kindle
 
Toekomende tijd I
- ik zal oproepen
 - jij zult oproepen
 - hij/zij/het zal oproepen
 - wij zullen oproepen
 - jullie zullen oproepen
 - zij zullen oproepen
 
Future perfect
- I will have kindled
 - you will have kindled
 - he/she/it will have kindled
 - we will have kindled
 - you will have kindled
 - they will have kindled
 
Toekomende tijd II
- ik zal opgeroepen hebben
 - jij zult opgeroepen hebben
 - hij/zij/het zal opgeroepen hebben
 - wij zullen opgeroepen hebben
 - jullie zullen opgeroepen hebben
 - zij zullen opgeroepen hebben
 
Conditional present
- I would kindle
 - you would kindle
 - he/she/it would kindle
 - we would kindle
 - you would kindle
 - they would kindle
 
Conditionalis I
- ik zou oproepen
 - jij zou oproepen
 - hij/zij/het zou oproepen
 - wij zouden oproepen
 - jullie zouden oproepen
 - zij zouden oproepen
 
Conditional perfect
- I would have kindled
 - you would have kindled
 - he/she/it would have kindled
 - we would have kindled
 - you would have kindled
 - they would have kindled
 
Conditionalis II
- ik zou hebben opgeroepen
 - jij zou hebben opgeroepen
 - hij/zij/het zou hebben opgeroepen
 - wij zouden hebben opgeroepen
 - jullie zouden hebben opgeroepen
 - zij zouden hebben opgeroepen
 
Imperative
- you kindle
 - you kindle
 
Imperatief
- jij roep op
 - jullie roept op