Vervoeging van amplificar
Onbepaalde wijs (infinitief): amplificar
				
				Spaans
Nederlands
Indicativo presente
- yo amplifico
 - tú amplificas
 - él/ella amplifica
 - nosotros amplificamos
 - vosotros amplificáis
 - ellos/ellas amplifican
 
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik versterk
 - jij versterkt
 - hij/zij/het versterkt
 - wij versterken
 - jullie versterken
 - zij versterken
 
Indefinido
- yo amplifiqué
 - tú amplificaste
 - él/ella amplificó
 - nosotros amplificamos
 - vosotros amplificasteis
 - ellos/ellas amplificaron
 
Onvoltooid verleden tijd
- ik versterkte
 - jij versterkte
 - hij/zij/het versterkte
 - wij versterkten
 - jullie versterkten
 - zij versterkten
 
Pretérito perfecto compuesto
- yo he amplificado
 - tú has amplificado
 - él/ella ha amplificado
 - nosotros hemos amplificado
 - vosotros habéis amplificado
 - ellos/ellas han amplificado
 
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb versterkt
 - jij hebt versterkt
 - hij/zij/het heeft versterkt
 - wij hebben versterkt
 - jullie hebben versterkt
 - zij hebben versterkt
 
Pluscuamperfecto
- yo había amplificado
 - tú habías amplificado
 - él/ella había amplificado
 - nosotros habíamos amplificado
 - vosotros habíais amplificado
 - ellos/ellas habían amplificado
 
Voltooid verleden tijd
- ik had versterkt
 - jij had versterkt
 - hij/zij/het had versterkt
 - wij hadden versterkt
 - jullie hadden versterkt
 - zij hadden versterkt
 
Futuro I
- yo amplificaré
 - tú amplificarás
 - él/ella amplificará
 - nosotros amplificaremos
 - vosotros amplificaréis
 - ellos/ellas amplificarán
 
Toekomende tijd I
- ik zal versterken
 - jij zult versterken
 - hij/zij/het zal versterken
 - wij zullen versterken
 - jullie zullen versterken
 - zij zullen versterken
 
Futuro perfecto
- yo habré amplificado
 - tú habrás amplificado
 - él/ella habrá amplificado
 - nosotros habremos amplificado
 - vosotros habréis amplificado
 - ellos/ellas habrán amplificado
 
Toekomende tijd II
- ik zal versterkt hebben
 - jij zult versterkt hebben
 - hij/zij/het zal versterkt hebben
 - wij zullen versterkt hebben
 - jullie zullen versterkt hebben
 - zij zullen versterkt hebben
 
Condicional
- yo amplificaría
 - tú amplificarías
 - él/ella amplificaría
 - nosotros amplificaríamos
 - vosotros amplificaríais
 - ellos/ellas amplificarían
 
Conditionalis I
- ik zou versterken
 - jij zou versterken
 - hij/zij/het zou versterken
 - wij zouden versterken
 - jullie zouden versterken
 - zij zouden versterken
 
Condicional perfecto
- yo habría amplificado
 - tú habrías amplificado
 - él/ella habría amplificado
 - nosotros habríamos amplificado
 - vosotros habríais amplificado
 - ellos/ellas habrían amplificado
 
Conditionalis II
- ik zou hebben versterkt
 - jij zou hebben versterkt
 - hij/zij/het zou hebben versterkt
 - wij zouden hebben versterkt
 - jullie zouden hebben versterkt
 - zij zouden hebben versterkt
 
Imperativo presente
- tú amplifica
 - vosotros amplificad
 
Imperatief
- jij versterk
 - jullie versterkt