Vervoeging van endosar
Onbepaalde wijs (infinitief): endosar
				
				Spaans
Nederlands
Indicativo presente
- yo endoso
 - tú endosas
 - él/ella endosa
 - nosotros endosamos
 - vosotros endosáis
 - ellos/ellas endosan
 
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik endosseer
 - jij endosseert
 - hij/zij/het endosseert
 - wij endosseren
 - jullie endosseren
 - zij endosseren
 
Indefinido
- yo endosé
 - tú endosaste
 - él/ella endosó
 - nosotros endosamos
 - vosotros endosasteis
 - ellos/ellas endosaron
 
Onvoltooid verleden tijd
- ik endosseerde
 - jij endosseerde
 - hij/zij/het endosseerde
 - wij endosseerden
 - jullie endosseerden
 - zij endosseerden
 
Pretérito perfecto compuesto
- yo he endosado
 - tú has endosado
 - él/ella ha endosado
 - nosotros hemos endosado
 - vosotros habéis endosado
 - ellos/ellas han endosado
 
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb geëndosseerd
 - jij hebt geëndosseerd
 - hij/zij/het heeft geëndosseerd
 - wij hebben geëndosseerd
 - jullie hebben geëndosseerd
 - zij hebben geëndosseerd
 
Pluscuamperfecto
- yo había endosado
 - tú habías endosado
 - él/ella había endosado
 - nosotros habíamos endosado
 - vosotros habíais endosado
 - ellos/ellas habían endosado
 
Voltooid verleden tijd
- ik had geëndosseerd
 - jij had geëndosseerd
 - hij/zij/het had geëndosseerd
 - wij hadden geëndosseerd
 - jullie hadden geëndosseerd
 - zij hadden geëndosseerd
 
Futuro I
- yo endosaré
 - tú endosarás
 - él/ella endosará
 - nosotros endosaremos
 - vosotros endosaréis
 - ellos/ellas endosarán
 
Toekomende tijd I
- ik zal endosseren
 - jij zult endosseren
 - hij/zij/het zal endosseren
 - wij zullen endosseren
 - jullie zullen endosseren
 - zij zullen endosseren
 
Futuro perfecto
- yo habré endosado
 - tú habrás endosado
 - él/ella habrá endosado
 - nosotros habremos endosado
 - vosotros habréis endosado
 - ellos/ellas habrán endosado
 
Toekomende tijd II
- ik zal geëndosseerd hebben
 - jij zult geëndosseerd hebben
 - hij/zij/het zal geëndosseerd hebben
 - wij zullen geëndosseerd hebben
 - jullie zullen geëndosseerd hebben
 - zij zullen geëndosseerd hebben
 
Condicional
- yo endosaría
 - tú endosarías
 - él/ella endosaría
 - nosotros endosaríamos
 - vosotros endosaríais
 - ellos/ellas endosarían
 
Conditionalis I
- ik zou endosseren
 - jij zou endosseren
 - hij/zij/het zou endosseren
 - wij zouden endosseren
 - jullie zouden endosseren
 - zij zouden endosseren
 
Condicional perfecto
- yo habría endosado
 - tú habrías endosado
 - él/ella habría endosado
 - nosotros habríamos endosado
 - vosotros habríais endosado
 - ellos/ellas habrían endosado
 
Conditionalis II
- ik zou hebben geëndosseerd
 - jij zou hebben geëndosseerd
 - hij/zij/het zou hebben geëndosseerd
 - wij zouden hebben geëndosseerd
 - jullie zouden hebben geëndosseerd
 - zij zouden hebben geëndosseerd
 
Imperativo presente
- tú endosa
 - vosotros endosad
 
Imperatief
- jij endosseer
 - jullie endosseert