Vervoeging van excitar
Onbepaalde wijs (infinitief): excitar
				
				Spaans
Nederlands
Indicativo presente
- yo excito
 - tú excitas
 - él/ella excita
 - nosotros excitamos
 - vosotros excitáis
 - ellos/ellas excitan
 
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik wakker aan
 - jij wakkert aan
 - hij/zij/het wakkert aan
 - wij wakkeren aan
 - jullie wakkeren aan
 - zij wakkeren aan
 
Indefinido
- yo excité
 - tú excitaste
 - él/ella excitó
 - nosotros excitamos
 - vosotros excitasteis
 - ellos/ellas excitaron
 
Onvoltooid verleden tijd
- ik wakkerde aan
 - jij wakkerde aan
 - hij/zij/het wakkerde aan
 - wij wakkerden aan
 - jullie wakkerden aan
 - zij wakkerden aan
 
Pretérito perfecto compuesto
- yo he excitado
 - tú has excitado
 - él/ella ha excitado
 - nosotros hemos excitado
 - vosotros habéis excitado
 - ellos/ellas han excitado
 
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb aangewakkerd
 - jij hebt aangewakkerd
 - hij/zij/het heeft aangewakkerd
 - wij hebben aangewakkerd
 - jullie hebben aangewakkerd
 - zij hebben aangewakkerd
 
Pluscuamperfecto
- yo había excitado
 - tú habías excitado
 - él/ella había excitado
 - nosotros habíamos excitado
 - vosotros habíais excitado
 - ellos/ellas habían excitado
 
Voltooid verleden tijd
- ik had aangewakkerd
 - jij had aangewakkerd
 - hij/zij/het had aangewakkerd
 - wij hadden aangewakkerd
 - jullie hadden aangewakkerd
 - zij hadden aangewakkerd
 
Futuro I
- yo excitaré
 - tú excitarás
 - él/ella excitará
 - nosotros excitaremos
 - vosotros excitaréis
 - ellos/ellas excitarán
 
Toekomende tijd I
- ik zal aanwakkeren
 - jij zult aanwakkeren
 - hij/zij/het zal aanwakkeren
 - wij zullen aanwakkeren
 - jullie zullen aanwakkeren
 - zij zullen aanwakkeren
 
Futuro perfecto
- yo habré excitado
 - tú habrás excitado
 - él/ella habrá excitado
 - nosotros habremos excitado
 - vosotros habréis excitado
 - ellos/ellas habrán excitado
 
Toekomende tijd II
- ik zal aangewakkerd hebben
 - jij zult aangewakkerd hebben
 - hij/zij/het zal aangewakkerd hebben
 - wij zullen aangewakkerd hebben
 - jullie zullen aangewakkerd hebben
 - zij zullen aangewakkerd hebben
 
Condicional
- yo excitaría
 - tú excitarías
 - él/ella excitaría
 - nosotros excitaríamos
 - vosotros excitaríais
 - ellos/ellas excitarían
 
Conditionalis I
- ik zou aanwakkeren
 - jij zou aanwakkeren
 - hij/zij/het zou aanwakkeren
 - wij zouden aanwakkeren
 - jullie zouden aanwakkeren
 - zij zouden aanwakkeren
 
Condicional perfecto
- yo habría excitado
 - tú habrías excitado
 - él/ella habría excitado
 - nosotros habríamos excitado
 - vosotros habríais excitado
 - ellos/ellas habrían excitado
 
Conditionalis II
- ik zou hebben aangewakkerd
 - jij zou hebben aangewakkerd
 - hij/zij/het zou hebben aangewakkerd
 - wij zouden hebben aangewakkerd
 - jullie zouden hebben aangewakkerd
 - zij zouden hebben aangewakkerd
 
Imperativo presente
- tú excita
 - vosotros excitad
 
Imperatief
- jij wakker aan
 - jullie wakkert aan