Vervoeging van medir
Onbepaalde wijs (infinitief): medir
				
				Spaans
Nederlands
Indicativo presente
- yo mido
 - tú mides
 - él/ella mide
 - nosotros medimos
 - vosotros medís
 - ellos/ellas miden
 
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik meet
 - jij meet
 - hij/zij/het meet
 - wij meten
 - jullie meten
 - zij meten
 
Indefinido
- yo medí
 - tú mediste
 - él/ella midió
 - nosotros medimos
 - vosotros medisteis
 - ellos/ellas midieron
 
Onvoltooid verleden tijd
- ik mat
 - jij mat
 - hij/zij/het mat
 - wij maten
 - jullie maten
 - zij maten
 
Pretérito perfecto compuesto
- yo he medido
 - tú has medido
 - él/ella ha medido
 - nosotros hemos medido
 - vosotros habéis medido
 - ellos/ellas han medido
 
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb gemeten
 - jij hebt gemeten
 - hij/zij/het heeft gemeten
 - wij hebben gemeten
 - jullie hebben gemeten
 - zij hebben gemeten
 
Pluscuamperfecto
- yo había medido
 - tú habías medido
 - él/ella había medido
 - nosotros habíamos medido
 - vosotros habíais medido
 - ellos/ellas habían medido
 
Voltooid verleden tijd
- ik had gemeten
 - jij had gemeten
 - hij/zij/het had gemeten
 - wij hadden gemeten
 - jullie hadden gemeten
 - zij hadden gemeten
 
Futuro I
- yo mediré
 - tú medirás
 - él/ella medirá
 - nosotros mediremos
 - vosotros mediréis
 - ellos/ellas medirán
 
Toekomende tijd I
- ik zal meten
 - jij zult meten
 - hij/zij/het zal meten
 - wij zullen meten
 - jullie zullen meten
 - zij zullen meten
 
Futuro perfecto
- yo habré medido
 - tú habrás medido
 - él/ella habrá medido
 - nosotros habremos medido
 - vosotros habréis medido
 - ellos/ellas habrán medido
 
Toekomende tijd II
- ik zal gemeten hebben
 - jij zult gemeten hebben
 - hij/zij/het zal gemeten hebben
 - wij zullen gemeten hebben
 - jullie zullen gemeten hebben
 - zij zullen gemeten hebben
 
Condicional
- yo mediría
 - tú medirías
 - él/ella mediría
 - nosotros mediríamos
 - vosotros mediríais
 - ellos/ellas medirían
 
Conditionalis I
- ik zou meten
 - jij zou meten
 - hij/zij/het zou meten
 - wij zouden meten
 - jullie zouden meten
 - zij zouden meten
 
Condicional perfecto
- yo habría medido
 - tú habrías medido
 - él/ella habría medido
 - nosotros habríamos medido
 - vosotros habríais medido
 - ellos/ellas habrían medido
 
Conditionalis II
- ik zou hebben gemeten
 - jij zou hebben gemeten
 - hij/zij/het zou hebben gemeten
 - wij zouden hebben gemeten
 - jullie zouden hebben gemeten
 - zij zouden hebben gemeten
 
Imperativo presente
- tú mide
 - vosotros medid
 
Imperatief
- jij meet
 - jullie meet