Vervoeging van accadere
Onbepaalde wijs (infinitief): accadere
Italiaans
Nederlands
Presente
- lui/lei/Lei accade
- loro/Loro accadono
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- hij/zij/het gebeurt
- zij gebeuren
Imperfetto
- lui/lei/Lei accadeva
- loro/Loro accadevano
Onvoltooid verleden tijd
- hij/zij/het gebeurde
- zij gebeurden
Passato prossimo
- lui/lei/Lei è accaduto
- loro/Loro sono accaduti
Voltooid tegenwoordige tijd
- hij/zij/het is gebeurd
- zij zijn gebeurd
Trapassato prossimo
- lui/lei/Lei era accaduto
- loro/Loro erano accaduti
Voltooid verleden tijd
- hij/zij/het was gebeurd
- zij waren gebeurd
Futuro semplice
- lui/lei/Lei accadrà
- loro/Loro accadranno
Toekomende tijd I
- hij/zij/het zal gebeuren
- zij zult gebeuren
Futuro anteriore
- lui/lei/Lei sarà accaduto
- loro/Loro saranno accaduti
Toekomende tijd II
- hij/zij/het zal gebeurd zijn
- zij zult gebeurd zijn
Condizionale presente
- lui/lei/Lei accadrebbe
- loro/Loro accadrebbero
Conditionalis I
- hij/zij/het zal gebeuren
- zij zullen gebeuren
Condizionale passato
- lui/lei/Lei sarebbe accaduto
- loro/Loro sarebbero accaduti
Conditionalis II
- hij/zij/het zal zijn gebeurd
- zij zullen zijn gebeurd