Vervoeging van scommettere
Onbepaalde wijs (infinitief): scommettere
Italiaans
Nederlands
Presente
- io scommetto
- tu scommetti
- lui/lei/Lei scommette
- noi scommettiamo
- voi/Voi scommettete
- loro/Loro scommettono
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik wed
- jij wedt
- hij/zij/het wedt
- wij wedden
- jullie wedden
- zij wedden
Imperfetto
- io scommettevo
- tu scommettevi
- lui/lei/Lei scommetteva
- noi scommettevamo
- voi/Voi scommettevate
- loro/Loro scommettevano
Onvoltooid verleden tijd
- ik wedde
- jij wedde
- hij/zij/het wedde
- wij wedden
- jullie wedden
- zij wedden
Passato prossimo
- io ho scommesso
- tu hai scommesso
- lui/lei/Lei ha scommesso
- noi abbiamo scommesso
- voi/Voi avete scommesso
- loro/Loro hanno scommesso
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb gewed
- jij hebt gewed
- hij/zij/het heeft gewed
- wij hebben gewed
- jullie hebben gewed
- zij hebben gewed
Trapassato prossimo
- io avevo scommesso
- tu avevi scommesso
- lui/lei/Lei aveva scommesso
- noi avevamo scommesso
- voi/Voi avevate scommesso
- loro/Loro avevano scommesso
Voltooid verleden tijd
- ik had gewed
- jij had gewed
- hij/zij/het had gewed
- wij hadden gewed
- jullie hadden gewed
- zij hadden gewed
Futuro semplice
- io scommetterò
- tu scommetterai
- lui/lei/Lei scommetterà
- noi scommetteremo
- voi/Voi scommetterete
- loro/Loro scommetteranno
Toekomende tijd I
- ik zal wedden
- jij zult wedden
- hij/zij/het zal wedden
- wij zullen wedden
- jullie zullen wedden
- zij zullen wedden
Futuro anteriore
- io avrò scommesso
- tu avrai scommesso
- lui/lei/Lei avrà scommesso
- noi avremo scommesso
- voi/Voi avrete scommesso
- loro/Loro avranno scommesso
Toekomende tijd II
- ik zal gewed hebben
- jij zult gewed hebben
- hij/zij/het zal gewed hebben
- wij zullen gewed hebben
- jullie zullen gewed hebben
- zij zullen gewed hebben
Condizionale presente
- io scommetterei
- tu scommetteresti
- lui/lei/Lei scommetterebbe
- noi scommetteremmo
- voi/Voi scommettereste
- loro/Loro scommetterebbero
Conditionalis I
- ik zou wedden
- jij zou wedden
- hij/zij/het zou wedden
- wij zouden wedden
- jullie zouden wedden
- zij zouden wedden
Condizionale passato
- io avrei scommesso
- tu avresti scommesso
- lui/lei/Lei avrebbe scommesso
- noi avremmo scommesso
- voi/Voi avreste scommesso
- loro/Loro avrebbero scommesso
Conditionalis II
- ik zou hebben gewed
- jij zou hebben gewed
- hij/zij/het zou hebben gewed
- wij zouden hebben gewed
- jullie zouden hebben gewed
- zij zouden hebben gewed
Imperativo
- tu scommetti
- voi/Voi scommettete
Imperatief
- jij wed
- jullie wedt